Evangelielezing: Lucas 18: 1-8,
Het gaat vandaag over: kijken en zien en over volhouden om het goede te zien.
Misschien goed om eerst dat ‘zien’ te oefenen.
Dat kunnen we doen met een heel bekend spelletje:
Ik zie ik zie wat jij niet ziet – en de kleur is ……………
Ik zie ik zie wat jij niet ziet en ik zie licht, liefde en warmte,
Als we wat breder kijken, buiten dit kerkgebouw, in het leven van elke dag:
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet, ik zie hoop – waar is dat te zien?
We zien veel ellende en chaos om ons heen, maar is er gelukkig af en toe ook hoop te zien.
Ik zie: troost, - waar? naastenliefde, gerechtigheid.
Het is soms goed zoeken, maar het ís te zien.
Maar het is niet gemakkelijk om dat te blijven zien, daarom moeten we oefenen in volhouden.
En het hangt er soms ook van af hóe je kijkt, wat je ziet.
Daarvoor hebben we een paar zoekplaatjes.
Eerst een paar om te oefenen: wat zie je: vaas/gezichten,
Hoeveel gezichten zie je hier?
Nu een zoekplaatje bij het thema van deze ZWO-viering over zien en recht en volhouden
In het plaatje zitten 7 voorwerpen verborgen die met het thema te maken hebben. Welke?
Bril, hart, verrekijker, vergrootglas, weegschaal, bijbel, geloof-hoop-liefde
Dat is toch ook waarvoor we naar de kerk komen,
om te oefenen in volhouden in kijken, kijken naar hoopvolle tekenen,
kijken met Gods ogen, met hoopvolle ogen,
ogen die zoeken naar het goede leven, naar liefde en recht en vrede.
Volhouden, dan doet de vrouw in de evangelielezing en ook Jacob in zijn worsteling met de onbekende man bij de rivier.
De vrouw: volhouden in opkomen voor haar recht
Jacob: volhouden in het gevecht in de nacht met, ….. ja met wie eigenlijk?
Met God?
Of vecht Jacob eigenlijk met zichzelf, met zijn angsten, zijn verleden?
Er is veel waar je als mens mee kunt worstelen in je leven.
Door wat je persoonlijk overkomt: tegenslag, verlies en verdriet, mensen die je kwetsen en beschadigen.
Of door alles wat er gebeurt in de wereld, wat mensen elkaar aandoen: al het geweld en vernielingen van mensenlevens, leefruimte, welzijn,
de agressie of juist onverschilligheid die we zien bij mensen.
Dat je je afvraagt: waar gaat het naar toe met ons land en met de wereld,
komt dit wel weer goed of zal de geschiedenis van oorlogsgeweld en vervolging van mensen zich weer gaan herhalen?
Dan kan het een worsteling zijn om niet in somberheid en moedeloosheid te vervallen,
om niet de moed op te geven: ‘het zal mijn tijd wel duren’,
om de hoop en het geloof vast te houden, met positieve inzet in het leven te blijven staan.
Over het verhaal van de worsteling van Jacob is veel te zeggen, maar in het kader van ons thema richten we ons vooral op het volhouden van Jacob ín de worsteling.
De worsteling waarin hij niet opgeeft maar volhoud, en blijft zoeken en vragen om zegen,
waardoor hij een nieuw, ander mens wordt:
van Jacob, de hielenlichter en bedrieger, wordt hij Israël: de man die worstelde met God.
Vanuit de nacht,
en wie herkent niet die donkerheid van verdriet of somberheid of pessimisme, angst soms,
vanuit de donkere nacht gaat Jacob zijn leven over in het ochtendlicht: zodra hij de rivier is overgestoken gaat de zon over hem op.
Is er weer perspectief.
Omdat Jacob heeft volgehouden kan hij weer zien hoe hij weer verder kan gaan, zijn broer te ontmoeten, de toekomst tegemoet.
Jacob komt niet ongeschonden uit de strijd, het leven laat z’n sporen na,
Jacob loopt mank, maar nu kan hij Esau tegemoet gaan
en Esau en daarmee ook zijn gestorven vader Izaäk recht doen.
Volhouden, dat doet ook de vrouw bij de rechter.
De rechter die haar wel hoort, maar hij ziet niet een mens die haar recht vraagt,
hij ziet alleen iemand die hem lastigvalt, die hem zou kunnen zou kunnen bedreigen en aanvliegen.
We laten de onrechtvaardige rechter maar voor wat hij is,
of liever gezegd: voor wat hij níet is maar zou moeten zijn: handhaver van recht, opkomen voor de rechtelozen.
Hij heeft géén recht van spreken.
Zelfs als hij uiteindelijk recht verschaft doet hij dat niet omdat het zijn taak is, omdat dat het goede is om te doen, maar om – letterlijk – zijn gezicht te redden.
De rechter is vooral bang voor gezichtsverlies en daarom geeft hij uiteindelijk toe en verschaft de weduwe haar recht.
Laten we liever kijken naar de weduwe.
Dat het hier een weduwe is die roept om recht is natuurlijk niet toevallig.
Zij vertegenwoordigt hier de groepen die steeds weer door heel de Bijbel heen worden genoemd als degenen aan wie afgemeten wordt of er recht gedaan wordt in het land:
de wezen en weduwen, de armen, verdrukten en hongerigen, vreemdelingen.
Worden ze gezien?
En vooral: Hóe worden zij gezien: als lastig, nutteloos, uitvreters, gelukzoekers?
Of als degenen naar wie onze aandacht en zorg moet uitgaan, omdat Gods aandacht en zorg juist ook voor hen is.
Voor degenen die zelf minder mogelijkheden hebben om zich te redden en staande te houden in de vaak zo harde maatschappij en omstandigheden.
Hoe kijken we naar elkaar?
Hoe zien we elkaar en wat zien we als we kijken naar de wereld om ons heen?
Zien we vooral de ellende die mensen, landen elkaar aan doen, de oorlogen, de verwoesting, de hopeloosheid.
De agressie ook in ons land, de felle debatten.
Waardoor je moedeloos zou worden. Of onverschillig.
Of kunnen we ook anders kijken?
De lichtpuntjes – het is aan de ene kant een vreselijke, clichéwoord: ‘je moet de lichtpuntjes proberen te zien’, maar tegelijk is dat toch waar we het van moeten hebben:
De misschien kleine maar hoopvolle tekenen van medemenselijkheid, hulpvaardigheid,
de vele mensen die er óok zijn, die het goede willen, die zich inzetten voor vrede en recht, het doorzettingsvermogen daarin, die volhouden.
Onze lezing vandaag zegt in het eerste vers dat Jezus een gelijkenis vertelt over de noodzaak om altijd te bidden en om niet op te geven.
Eigenlijk staat er voor ‘niet opgeven’ een woord dat betekent: niet moedeloos te zijn, niet onverschillig.
Niet de hoop om te geven.
Hoop verloren, al verloren, zegt het spreekwoord.
Jezus roept op te blijven bidden, en iemand schreef ooit:
Bidden is niet vooral je ogen dicht doen, maar is eigenlijk juist kijken: de wereld, het leven willen zien met Gods ogen.
Wat zien we als we de wereld, de samenleving om ons heen zien?
Verder kijkend dan wat in eerste instantie voor ogen is.
Kijken: niet vanuit moedeloosheid, die zelfs om kan slaan in onverschilligheid.
Niet vanuit wantrouwen en angst,
maar blijven zoeken en uitzien naar hoopvolle momenten, lichtpuntjes: hoop en licht in het donker van oorlog en onrecht:
mensen, organisaties die volhouden, zich in blijven zetten voor vrede en recht en gerechtigheid.
Nu rond de verkiezingen: politici die,
in alle problemen die er zijn en compromissen die gesloten moeten worden,
die niet vanuit wantrouwen en vooroordelen groepen zwart maken en uitsluiten,
maar die blijven pleiten en zich inzetten voor eerlijk delen, goede zorg,
solidariteit ook met wie minder mogelijkheden heeft om zelf staande te blijven,
wie zoekt naar ruimte om in vrede en welzijn te kunnen wonen, leven, werken, je geloof- en levensovertuiging en levenswijze te mogen uiten,
inzet voor een leefbare wereld ook voor de generaties na ons.
Maar we kunnen natuurlijk niet alleen kijken naar politici of naar degenen en organisaties die goed werk doen.
De vraag klinkt ook voor onszelf:
Hoe kijken wij naar elkaar?
Willen we zien wat de ander, dichtbij of ver weg, nodig heeft?
Jezus eindigt in onze lezing met een onverwachte vraag:
Als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?
Dat gaat het niet over geloof in het algemeen, over vroomheid, over geloven in God of in iets, zoals veel mensen zeggen te doen.
Maar over geloven als volhouden.
Als God kijkt naar ons en deze wereld, zal God dan ons vinden als mensen die volhouden? Volhouden het goede te willen zien, en doen.
te blijven zoeken en uitzien en zich inzetten voor een goede wereld en goed samenleven?
Voor vrede en recht voor ieder mens, ruimte om te leven.
Volhouden, hoopvol, blijven roepen om recht en vrede.
Blijven kijken, met verwachting en hoop. Uitzien naar een goede aarde.
Volhouden te kijken met Gods ogen.